Op weg naar mijn werk neem ik een gevarieerde en rustige route. Eerst het Potmargepad. Altijd weer genieten, dat prachtige stukje natuur. Niet te snel, om geen vogel te missen. Een paar minuten vakantiegevoel is een prima start van de werkdag.
Dan langs de oude gevangenis. Ik kan niet naar de afgesneden zuidoosthoek kijken zonder me bewust te zijn van de horror die voor altijd met die plek verbonden zal zijn. Waar nu alleen nog water is, stond ooit een toren. Een marteltoren was het. Met extra dikke muren, zodat de ijselijke kreten van de gemartelden buiten minder goed hoorbaar waren. Nadat die toren is afgebroken, werd er niet opnieuw iets gebouwd. Zo kreeg de “Blokhuispoort” die afgesneden zijde.
Even verderop de “keukenrolhouder-brug”, sinds een tijdje getooid met een prachtige bloemenweelde. Dan een stukje Nieuweweg en rechtsaf de Weaze op.
Daar word ik bijna dagelijks “verwelkomd” maar niet heus, door minimaal drie, maar soms wel acht of tien heren. Ze hangen tegen de brugleuning of gevels. Af en toe staan ze midden op de weg, waar ik langs moet. Dan is het een wedstrijdje boos kijken tussen hen en mij, maar ze stappen wel opzij.
Het ziet eruit alsof ze doelloos rondhangen, maar dat is niet helemaal waar. Ze houden zich bezig met dealen en andere vage zaken, las ik in de krant. Inderdaad, voorbijfietsend zie ik weleens iets van hand tot hand gaan, ook al kan dat natuurlijk een pepermuntje zijn.
Hoe ze aan hun handel komen weet ik ook, sinds de keer dat er een auto stopte op de kop van de Weaze, waar een paar van hen naartoe schoten. Net op het moment dat ik er langs fietste, verwisselde er een handvol in plastic verpakte bolletjes via het autoraampje van eigenaar. In alle openheid, met mij op een paar meter afstand als getuige. Niks schichtigs. Het gebeurde met de vanzelfsprekendheid waarmee ik een usb-stick aanneem van een collega.
Elke dag staan ze daar. Ze beginnen vroeg. Als ik naar kantoor fiets, zijn ze er al. Of nog steeds? Soms irriteren ze me mateloos. Dan kijk ik ze kwaad aan en denk: “donder op, ga toch werken”. Zelf vinden ze ongetwijfeld dat ze dat doen, alleen hebben zij een ander beeld van werken dan ik. Ben ik in een milde bui, dan groet ik ze met een glimlach.
Afgelopen maandag werd mijn vrolijke “Hallo!” warempel beantwoord met een beleefd “Goedemorgen!”.
Een keer stond er eentje eng op het randje van de gracht. Hij kon er elk moment inlazeren. Oprecht bezorgd riep ik: “Voorzichtig hoor, niet in het water vallen!”. De stralende lach als antwoord bracht ons even dicht bij elkaar.
Vanmorgen stonden ze er niet. Niemand. Geen mens te zien. Helemaal leeg, die Weaze, op een geparkeerde cabriolet na. Wat zou er aan de hand zijn? Hapering in de drugsaanvoer? Ineens allemaal een “normale” baan gevonden? Selectief virus?
Mijn terugreis voert langs een andere route en dinsdagochtend kom ik er pas weer langs. Misschien roep ik wel: “waar waren jullie donderdag? ik miste jullie, trouwe wachters van de Weaze!”.
Oh ja, om misverstanden te voorkomen: mijn fietstocht naar het werk eindigt niet op de Weaze, maar voert vervolgens via Nieuwestad en Harlingerstraatweg naar de westelijke rand van Leeuwarden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten