“Mam, ik heb een heel goed idee.” Annika kijkt me met haal liefste, onschuldigste ogen aan. Dan weet ik: alarmfase 2. Noodpakket uit de meterkast, zuidwester op. Als ik nu niet uitkijk, gebeuren er dingen die ik niet wil, maar kortstondig toch toe sta, omdat ik denk dat ik het wil. “Als ik nou jouw groene fiets neem. Nou, dan kun jij mooi een nieuwe kopen.” Triomf. Eigenlijk is daar geen spelt tussen te krijgen. De groene fiets doet inmiddels een jaartje of acht. Omdat het een fiets met niets is, mankeert er niets aan. Ja, er zitten wat onderdelen scheef en er zijn inmiddels modernere modelletjes op de markt. Maar als ik mijn fiets beschouw als een middel om gezond en aangenaam van A naar B te komen, dan is er niet echt iets aan de hand. Een andere controlevraag: word ik substantieel gelukkiger van een nieuwe fiets, kan ik ook niet met een volmondig ‘ja’ beantwoorden.
Ondertussen kijken twee blauwe stuiters me nog steeds lieftallig aan. “Nou, zullen we dan eens op internet kijken?” Ai, hellend vlak.
Zoon Remco, met een neusje voor handige momenten, schuift aan. En voor we het weten, zitten we gezellig te klikken en hebben we allemaal een fiets op het oog. Remco valt helemaal voor een Cortina, Annika wil een te pimpen omafiets en ik overweeg of ik niet te oud ben voor een Bub, maar besluit dat het nog wel kan. Gelukkig is het zondag. Maandag brengt altijd weer gezonde grond onder de voeten en perkt de kooplust in. Toch knaagt het. De fiets is voor ons het hoofdvervoermiddel, we maken er dagelijks (365 x p.j.) gebruik van. En wat kosten drie fietsen nu eigenlijk per dag? Als je met je auto naar de garage gaat, kost het binnenrijden alleen al drie fietsen. Liefde voor fietsen in eigenlijk heel goed voor de opvoeding. Als mijn kinderen later ook vooral fietsen een alleen een pietsje autorijden, is dat goed voor de hele wereld. Zal ik mijn gironummer even geven? Gelukkig is het weer zondag, de winkels dicht, morgen maandag, gezonde grond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten