Een vaag zichtbaar lint, iets minder zwart dan de omringende duisternis. Op asfalt laat de kleine lichtbundel van het fietslampje net genoeg zien om het pad te kunnen volgen. Op de onverharde bospaden wordt het lastiger. Het is wel heel donker hier. Geen maanlicht, geen sterren, alleen twee kleine batterijlampjes om ons het pad te wijzen. Wel spannend, avontuurlijk. Deze tocht doet denken aan vroeger, aan droppings en nachtelijke speurtochten van schoolreisjes of de padvinderij. Je weg zoeken in de duisternis. Niet weten waar je bent, wat er na de volgende bocht komt en wat zich allemaal schuil houdt in de begroeiing rondom.
Het was niet de bedoeling een fietstocht in het donker te maken. We zijn gewoon wat te laat gestart. Tijdens de koffiestop op de grens van bos en heideveld begint het al aardig te schemeren. Prachtig, dat steeds veranderende licht. Nevelflarden boven de heide zorgen voor een mysterieuze sfeer. “Blijf maar dicht bij me,” zeg ik tegen H. “de witte wieven grijpen je hier voor je er erg in hebt”. Hij gaat opvallend ver weg wildplassen en komt terug met een teleurgestelde blik. Niks geen witte wieven, niets dat hem grijpt, zicht- of onzichtbaar.
Als we bij de auto komen is het al aardig donker. Jammer eigenlijk, nu al weg te gaan. “Zullen we nog een stukje?” kijken we elkaar aan. Het stukje wordt een stuk, schemer wordt aardedonker. Zo crossen we over de paden, overmoedig bochten insturend waarvan we niet weten hoe ze verder lopen. Prachtig zijn de hellingen, die we van tevoren niet zien. Je voelt het ineens omhoog gaan en dan weer naar beneden. Het is intussen ook gaan regenen, maar dat deert ons niet. We genieten uitgelaten van dit onverwachte avontuur. Enige zorg is dat we de fietshelmpjes niet op hebben. We zien de overhangende begroeiing niet. Af en toe striemt er iets in ons gezicht. Puur geluk dat het twijgjes zijn en geen knoeperds van takken.
Waar zijn we eigenlijk? Geen idee meer. In het donker met al die bochten ben je je richtinggevoel zomaar kwijt. Ach, wat maakt het uit. Dit is hartstikke leuk, we zien wel. Eens zullen we wel weer in de bewoonde wereld komen. Dan wordt aardedonker gewoon donker. We naderen een heideveld. Het pad voert langs de rand. Links voor ons vaag de contouren van een bankje. Hé, hier zijn we eerder geweest. Dit was onze pauzeplek. Ik kijk naar het bankje en zie in een flits iets glanzends.
We zijn er al voorbij als ik me realiseer: ons bekertje.
De pas aangeschafte thermosfles is voorzien van een roestvrijstalen beker. Zijn we die vergeten? Remmen en terug. Daar staat het, tegen een van de staanders van het bankje geleund. Ons bekertje. Wie heeft ons hier naartoe geleid, langs alle duistere dwaalwegen door dit gebied, precies terug naar onze beker? De witte wieven, ongetwijfeld. We hebben ze niet gezien, niet gevoeld, maar ze zijn er. Dank u, dames.
De pas aangeschafte thermosfles is voorzien van een roestvrijstalen beker. Zijn we die vergeten? Remmen en terug. Daar staat het, tegen een van de staanders van het bankje geleund. Ons bekertje. Wie heeft ons hier naartoe geleid, langs alle duistere dwaalwegen door dit gebied, precies terug naar onze beker? De witte wieven, ongetwijfeld. We hebben ze niet gezien, niet gevoeld, maar ze zijn er. Dank u, dames.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten